In 2017 bleef het Italiaanse bbp een zwakke groei kennen (met 0,7%), na een groei van amper 0,8% in 2016.
- Investeringen in de bouw dalen naar verwachting weer in 2017
- Gebrek aan bankleningen blijft een groot probleem
- Aantal insolventies blijft hoog
Eind 2014 begon de teruggang van de Italiaanse bouwsector te vertragen, terwijl de economie zich licht herstelde. Toch is er nog lang geen sprake van een echte opleving. In 2017 bleef het Italiaanse bbp een zwakke groei kennen (met 0,7%), na een groei van amper 0,8% in 2016. Dit belet de bouwsector om te groeien. Na een lichte stijging van 0,3% in 2016 zullen de bouwinvesteringen naar verwachting met 1,2% dalen; de investeringen in nieuwbouw dalen met 3% en de investeringen in openbare werken met 3,6%.
Naast de zwakke koopkracht zijn de strenge leenvoorwaarden van banken een belangrijke reden voor de teleurstellende prestaties van de bouwsector. Gelet op de huidige problemen in de Italiaanse financiële sector, ziet het ernaar uit dat dit restrictieve leenbeleid niet meteen zal veranderen. Veel bedrijven uit de bouwsector torsen nog altijd een grote schuldenlast. De bankleningen voor woningbouw daalden van EUR 30 miljard in 2007 naar minder dan EUR 8 miljard in 2015 en voor niet-woningbouw van EUR 20 miljard naar EUR 10 miljard.
Laattijdige betalingen door overheidsinstanties droegen ook bij tot de problemen op deze markt. De gemiddelde betalingstermijn bedraagt 5,5 maanden, terwijl dat wettelijk twee maanden moet zijn. De gemiddelde betalingsachterstanden zijn nog altijd lang, maar zijn tenminste gedaald sinds 2014 (van 146 dagen in de eerste helft van 2014 naar 117 dagen in de eerste helft van 2015 en 108 in de eerste helft van 2016). Het aantal wanbetalingen blijft naar verwachting hoog in 2017, maar men verwacht tenminste geen grote stijging dit jaar. Dit geldt ook voor het aantal insolventies in de bouwsector, dat historisch hoog zal blijven. Niet alle bedrijven worden even hard getroffen door het moeilijke marktklimaat. Grote bouwbedrijven hebben bewezen veerkrachtig te zijn, dankzij hun gediversifieerde portefeuille van infrastructuurwerken en exportgerichtheid, waardoor ze minder afhankelijk zijn van de binnenlandse markt. De exportgerichte actoren (vooral actief in landen in Afrika en het Midden-Oosten) zouden positieve resultaten moeten boeken.
Bouwcoöperaties en consortiums die zich op de binnenlandse woningbouwmarkt richten en die afhankelijk zijn van openbare werken, hadden daarentegen zwaar te lijden onder de afnemende vraag, het lagere aanbod van bankleningen en laattijdige betalingen. Tot slot werd het segment van de kleine en middelgrote bedrijven die vooral actief zijn in de woningbouw, het zwaarst getroffen, door de afgenomen investeringen in privéwoningen(de nieuwbouw kromp met meer dan 60% tussen 2008 en 2015)
en beperkte bankleningen. De enige uitzondering hierop waren renovatiebedrijven die konden rekenen op overheidssubsidies (goed voor een stijging van 19% tussen 2008 en 2015).
Gezien de aanhoudende problemen blijft ons acceptatiebeleid restrictief. We staan echter meer open voor bouwbedrijven die zich op de export richten en die minder afhankelijk zijn van de binnenlandse openbare sector.
Downloads
929KB PDF