Tijdens de zomer presenteerde de Chinese centrale bank een pakket maatregelen om de economie te ondersteunen, waaronder versoepeling van de leencondities voor huizenkopers die voor het eerst een huis kopen en verlaging van de rentetarieven. Rond dezelfde tijd kwam de regering met lastenverlichting voor kleine bedrijven en particuliere huishoudens.
Deze maatregelen - en er waren er nog meer - waren een reactie op een aantal zorgwekkende economische indicatoren. In juli daalden de consumentenprijzen met 0,3% ten opzichte van de voorgaande maand, waarmee China het eerste G20-land was dat een daling van de consumentenprijzen registreerde sinds de coronapandemie. De neerwaartse druk op de prijzen, die gezien kan worden als een symptoom van economische zwakte, is sindsdien afgenomen, maar China's herstel na de pandemie is duidelijk zwakker dan verwacht.
Dat is ernstig, want het was de hoge economische groei in China die de wereldeconomie meerdere decennia heeft aangejaagd. In die tijd is de Chinese ‘fabriek van de wereld’ uitgegroeid tot de op één na grootste economie en zijn miljoenen Chinese burgers uit de armoede gehaald.
Een tijdelijke terugval?
De recente uitdagingen van het land zijn echter geen tijdelijke onderbreking van de opgaande trend. De huidige groeivertraging maakt deel uit van een ontwikkeling die al rond 2010 begon en nog lange tijd zal aanhouden. Volgens sommige voorspellingen zal het groeitempo van de Chinese economie binnen twee of drie decennia afnemen tot slechts 2%.
Niemand kan nu al met zekerheid zeggen of dat scenario werkelijkheid zal worden en veel hangt af van de reactie van de regering op de huidige problemen. Maar economen maken zich zorgen dat China weinig manoeuvreerruimte heeft en dat meerdere, met elkaar samenhangende problemen nu aan de oppervlakte komen.
Zit China gevangen in een middeninkomensval?
Sommigen denken dat China inmiddels afstevent op de zogenaamde ‘middeninkomensval’. Hiervan is sprake als een economie niet op tijd de overgang kan maken van een economie die wordt gekenmerkt door laaggeschoolde productie en exportgedreven groei, naar een die wordt gekenmerkt door activiteiten met meer toegevoegde waarde, hogere lonen en consumptiegedreven groei. En met ‘op tijd’ wordt dan bedoeld: nog voordat de bevolkingsgroei afneemt.
Deze transitie zou waarschijnlijk hoe dan ook moeilijk zijn, maar het kan een bijzondere uitdaging zijn voor een economie die gehinderd wordt door een hoge schuld en een lage productiviteit.
Bovendien maakt China een vastgoedcrisis door die het gevolg is van decennia van goedkoop geld en soepele regelgeving. Maar de vraag is opgedroogd, de huizenprijzen zijn ingestort en Chinese ontwikkelaars zitten in de problemen. Enorme bedragen aan spaargeld en investeringen zitten vast in onroerend goed, wat betekent dat de crisis in de sector ernstige gevolgen heeft voor de economie in het algemeen.
Dat zou op zich al erg genoeg zijn, maar er zijn nog meer problemen. De bevolking vergrijst. De jeugdwerkloosheid is hoog. De productiviteitsgroei is laag. Bovendien zijn de overheidsschulden te hoog om nu meer geld in de economie te pompen, zoals in het verleden nog gebeurde.
Verkeerde investeringen, laag rendement
Staatsschulden zijn niet per se een belemmering voor economische groei, als ze verstandig worden besteed. "Er zijn echter signalen dat het geld niet erg productief wordt geïnvesteerd", zegt Bert Burger, Azië-econoom bij Atradius.
"Local Government Finance Vehicles (LGFV's) hebben de afgelopen jaren veel schulden opgebouwd. Maar de projecten die ze financierden laten een relatief laag gemiddeld rendement zien. Bovendien verdrongen de LGFV’s met hun leningen investeringen van efficiënter opererende, private ondernemingen."
Decennialang hebben investeringen de grootste bijdrage geleverd aan de groei van de Chinese economie, maar naar verwachting zullen ze nu vertragen vanwege de lage rendementen bij vooral de staatsondernemingen. Daarbij is de grip die de centrale overheid op de economie uitoefent een rem op de groei. En het ziet er niet naar uit dat daar onder het huidige politieke leiderschap snel verandering in komt.
Geopolitieke spanningen gaan ten koste van de economische groei
Een complicerende factor is de vertroebelde relatie tussen China en het Westen.
"De handelsoorlog tussen de VS en China werd in 2018 in gang gezet door de regering-Trump en ging al snel over in technologische inperking. Biden heeft daar een flinke schep bovenop gedaan door middel van exportrestricties op bepaalde hightech-producten", zegt Burger.
"Hiermee samenhangend heeft de Chinese regering ervoor gekozen om de economie op specifieke terreinen minder afhankelijk te willen maken van de VS en andere westerse economieën. China laat veiligheidsaspecten prevaleren boven economische groei."
Zonder westerse technologie is het voor China moeilijk om met behulp van nieuwe innovaties de productiviteitsgroei te verhogen. Tegelijkertijd willen sommige multinationals hun toeleveringsketens minder afhankelijk maken van China en geven ze de voorkeur aan landen die minder controversieel zijn of dichter bij huis liggen.
De lijst met uitdagingen is langer. De coronapandemie heeft littekens achtergelaten, waaronder een jeugdwerkloosheid die is opgelopen tot meer dan 20%. Dat verergert op zijn beurt de vastgoedcrisis, omdat jongeren zonder baan geen huizen kopen. Paradoxaal genoeg kunnen bedrijven niet de juiste mensen vinden voor de banen waar ze nodig zijn: in de geavanceerde productie. Een deel van de beroepsbevolking is overgekwalificeerd, terwijl veel werknemers laaggeschoold zijn. Een mismatch op de arbeidsmarkt met ernstige gevolgen.
Wat heeft de toekomst in petto voor de Chinese economie?
China erkent deze problemen, ook al heeft het beperkte mogelijkheden om op te treden. Een positief punt is de stijging van de uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling (R&D) en hoger onderwijs. Het aantal patenten en innovaties neemt daardoor toe.
Maar al te vaak stuiten goede ideeën op het knelpunt van overmatige staatscontrole. Subsidies voor innovatie en R&D worden vaak toegekend aan inefficiënte staatsbedrijven, een beleid dat op zijn beurt de bedrijfsdynamiek in de private sector vermindert.
De uitdaging voor China is dat de huidige problemen niet op zichzelf staan. Het zijn symptomen van structurele problemen waarvoor geen snelle oplossingen bestaan.
"De autoriteiten proberen innovatie te stimuleren om de productiviteitsgroei op te krikken, maar worden gehinderd door hun eigen keuzes", zegt Burger. "Het zal moeilijk zijn voor China om zich op eigen kracht te ontwikkelen tot een hoge-inkomensland. Het vraagt om een meer coöperatieve houding ten opzichte van de rest van de wereld. Japan en Zuid-Korea hebben dit in het verleden wel gedaan en hebben nu welvarende economieën. Voor China lijkt dat nu nog ver weg."